Dit is de leukste leraar die ik ooit fotografeerde. Hij vond het maar raar dat ik om een half uur tijd had gevraagd. 'De schoolfotograaf doet een hele klas in een kwartier!'.
Uiteindelijk snapte 'ie wel waarom. We liepen de school rond, op zoek naar een mooi plekje. En deze foto voor de deur van z'n lokaal maakten we twee keer, aan het begin en aan het eind. Deze aan het eind is beter, dan ben je allebei wat gewend geraakt.
Het liefst wil ik een hele pagina in de krant, dan moeten ze deze hieronder plaatsen. Die is in de gymzaal, met noorderlicht.
Een portret van twee heren. De opdrachtgever schreef: 'Foto: enthousiast, los, lachend, beide heren; hoofd tot middel, graag variëren in staand en liggend, neutrale achtergrond (beton, muur, oid). Dus liever niet in het technieklokaal; anders gaan al die foto’s zo op elkaar lijken.'
Okee. Ik vond verschillende plekken in het gebouw die wel zouden kunnen werken dus daar gingen we langs, met z'n drieën. Toen was er een tafel met lampen erboven en ik had last van dat licht. Kon het uit? Hm, nee. Lamp eruitdraaien dan. Dat kregen de schooldirecteur en de techniekdocent wel voor elkaar.
Of ze aan tafel kon gaat zitten. Ik wist dat ze zo'n interieur had, ze droeg wit. En dan een beetje lijden, niet teveel maar wel zichtbaar. Deed ze goed.
Hier kan ik van wakker liggen. Ook al weet ik hoeveel mensen er komen, hoe oud ze zijn en hoeveel tijd er is. Ik wilde de eettafel aan de kant, de lamp weg en toen dat gebeurd was, zag ik dat het niet ging werken. Toen stond de keuken in de weg. Iedereen ging zich ermee bemoeien. Behalve moeder, die zat het in haar stoel een beetje te beschouwen. Dat zag er goed uit en toen heb ik er de rest omheen gemanouvreerd. Blije gezichten.
Dit is vrouwenschola Voces Caelestes uit Nijmegen. Of ik een staatsieportret van ze kon maken.
Met plezier, ik oefen altijd groepsportretten, dat is lastig. Eerst hadden we een opstelling gemaakt met iedereen dicht bij elkaar, de langsten achterin en zo. Kan wel maar ik werd er niet blij van.
Het tweede plan was om de groep dan op te breken, drie mensen naar links, drie naar rechts, de middelste blijft staan, en ze dan van een afstandje weer haar positie in te laten nemen. Dat leverde deze foto op, veel beter.
Ik shopte al een verdwaalde stoeptegel uit het gras, zit nu nog te twijfelen over de regenpijp.
"Wat doet die zwangere vrouw daar op het spoor?" Ik hoor het m'n oud-docent zeggen. Je kunt de plank ook wel eens misslaan en dan ligt er zo'n foto op tafel. Daar wist 'ie op de Fotoacademie wel raad mee. "Da's niet goed, hè, dat weet je zelf toch ook" en dan werd de afdruk omgedraaid.
Toch komt deze foto niet uit de lucht vallen. Ik had dat spoor gezien en wilde er iets mee. Dan wordt het zoeken naar de verhouding tussen voorgrond en achtergrond, hoe groot wil ik haar erin, hoe hoog, hoeveel lucht. En dan loop ik heen en weer, dichterbij en verder af, om te kijken hoe dat eruit ziet. Dat verder lopen heb ik hier even doorgezet, tot ze helemaal in beeld was. We moesten er allebei om lachen.
Maar het werd uiteindelijk de foto hieronder. Met een zachte blik in haar ogen, beetje zoekend, en dat spoor dat in de verte verdwijnt, waarheen, ergens.
De hele familie ging op de foto, in een wit t-shirt. Wilde ze niet.
Ik had de camera op het statief gezet. Er was net genoeg licht om uit de hand te werken maar ik liep steeds druk te doen. En van dat statief werd ik rustiger. Het kost allemaal meer tijd, als de camera omhoog moet of iets naar links. Die was er, gelukkig.
Uiteindelijk stond 'ie goed, ik zette het scherpstelveldje op het dichtsbijzijnde oog en drukte de ontspanknop half in. Toen de camera klaar was met scherpstellen zag ik dit. Niks meer aan doen. Dit is Aafke.
Een Amsterdams museum had me gevraagd om portretten van een aantal medewerkers te maken. Die hadden dat als kerstcadeau gekozen. Ik was opgevallen bij de kerstcadeau-verantwoordelijken omdat ik begin 2017 op dezelfde plek een andere foto had gemaakt. Van een Vlaming met zachte ogen, hierzo.
Die foto was het museum rondgegaan en zo ontstond ontstond het idee.
Hieronder nog een foto uit de serie. Hetzelfde klassieke licht van linksboven, de achtergrond die spelen met vorm toelaat en een geweldig model. Dit is Josje.
De eerste foto is er vaak zó een, waarop het model een grijskaart vasthoudt. Dat is voor de witbalans, om later tegen de computer te vertellen welke kleur het licht heeft. Onze ogen weten dat vanzelf, de camera en Photoshop weten het ongeveer.
Vaak zijn dat geslaagde foto's omdat we nog niet ons best aan het doen zijn. Het model om er leuk uit te zien, ik om een goede foto te maken. We kunnen nog enigszins onbevangen tegenover elkaar staan en dáár een foto van maken. Daarna wordt het stroever, aan beide kanten.
Aan de andere kant, je went aan elkaar en als ik m'n best ga doen, gaat het ook vaak goed. Kijk hieronder. Lekker op zwart-witfilm fotograferen, heb je ook geen last meer van dat witbalans-geneuzel.
Dit is José Louwers
Hieronder heb ik het over m'n eeuwigdurende zoektocht naar het ongeposeerde portret. Daar kwam vandaag deze foto uit. Vrolijke en behulpzame mensen die beleefd vroegen in hoeverre ze zich ermee mochten bemoeien, wetenschappers.
De strijd van de dag was met het kunstlicht dat niet uit kon. Het daglicht was niet sterk genoeg. Had ook m'n 'afdak' niet bij, dat werkt heel goed om licht van boven af te schermen. Enfin, het vergde wat digitaal duwen en trekken om 't geheel toonbaar te maken.
Of ik een familiefoto kon maken.
Dat is een groepsportret en kan dus moeilijk zonder enige sturing. En in mijn eeuwigdurende zoektocht naar het ongeposeerde portret komt dat natuurlijk niet van pas.
Wie kan dat goed? Stephan Vanfleteren doet dat mooi in zijn boek over fanfares, 'En avant, marche!', hierzo.
En Annie van Gemert, op scholen in België bijvoorbeeld, kijk hier.
Dus dan blader ik eens door die boeken, die heb ik daar ook speciaal voor gekocht, als studieboeken groepsportret.
Dan wordt het zoiets als hierboven. Let op de Aarsman aan de muur.
We dronken thee, ik nam een broodje. En hadden een levendig gesprek, als altijd. 'Dan heb je dus nog een auteursfoto nodig', zei ik. Die konden we ter plekke eigenlijk wel maken, in de IJsbreker aan de Weesperzijde. Dit is Winnifred Jelier
Dit is m'n vakantiefoto en meest recente zelfportret. Fietshandschoenen en een verbleekte Westerpark-pet, de achteruitkijkspiegel van m'n vakantiefiets. Givet aan de Maas, de eerste plaats in Frankrijk als je vanuit België komt. Een mooi moment, dito weer, een glad fietspad, nog geen pijn in de benen.
Kunst moet commentaar op zichzelf geven, lees ik wel eens. Dan krab ik eens op m'n hoofd want wat zou dat dan moeten betekenen?
Ik denk dat je het aan deze foto kunt zien. Dit is Giovanna Fossati, curator bij het Eye Filmmuseum en ze moest op de foto. Vond ze niet erg, ik ook niet. We spraken af in het kleine filmzaaltje. Bijna al het licht moest uit, de ledstrips in de trap juist niet. En ik schoof de paraplu van m'n flitser het beeld in, voor de levendigheid en omdat ik nog iets lichts nodig had in deze donkere foto.
Die vertelt nu dat we wat aan het spelen zijn, dat het er misschien serieus uitziet maar toch voor de aardigheid is, heel gewoon, iets leuks maken. En dan zeggen: 'Kijk, heb ik gemaakt!'
Sandra den Hamer, directeur van het Eye-filmmuseum.
'Ik vind het raar om mezelf op een foto te zien zonder dat ik lach', schreef ze. Ik vind haar beeldschoon zo, de zoekende blik in haar grijsblauwe ogen, bijna jammer dat het zwartwit is. Onbevangen in een donkere wereld. Die overigens gewoon in de Bakhuizen van den Brinkstraat in Utrecht is.
Dit is dichter en literatuurwetenschapper Kila van der Starre, oprichter van straatpoezie.nl.
Het staat online, het team van stedenbouwer Marco Broekman. Bij daglicht in hun eigen kantoor gefotografeerd, beetje doorwerken want als de zon de hoek om kwam, zou het licht te hard worden. Gorgeous zijn ze. Nou zeg ik dat natuurlijk altijd, dat het model er gorgeous uitziet. En daarna zeg ik dat ik dat altijd zeg.
'Toen moest ik écht lachen', zei hij toen ik 'm deze foto liet zien. Dat kun je zien en da's mooi, dan hoef je daar niet naar of zoek of net te doen alsof. Hij had z'n trouwpak aangetrokken en zei dat hij wist dat fotograferen tijd kost. Dank daarvoor, Frank.
In het raam manchetten, schoenen en de gevel van autobedrijf Pameer waarvan de eigenaar getypeerd wordt door 'hard werken en eerlijkheid'. Daarnaast zijn er aantrekkelijke tarieven, een persoonlijke benadering, is een afspraak niet nodig en staan koffie en/of thee altijd klaar.
Er was een muur van onbehandeld beton. Of in elk geval, niet weggewerkt. Wel mooi glad, er zit toch iets over heen. Volgens de bouwcoördinator was het niet helemaal gelukt maar voor mij was het goed. En er was een Vlaming met zachte ogen die ik wel eens wilde fotograferen. 'Ach Jeroen, wil je even gaan staan en je jas dichtdoen?'.
(Terug naar Kerst)
'Ik heb nog een daglichtlamp', zei ze. Die haalden we erbij en dat loste het weinig-licht probleem op. Dan doorpakken en frontaal erop zetten, doet het goed op het antikraak-behang, meteen een lekker nikserige uit-de-losse-pols kan-'t-schelen foto maken. Gratis bladeren van de avocadoplant. Niks voor mij, ik zoek altijd iets bijzonders, maar zo is 'ie toch echt af. Klaar. Het model doet wonderen.
Dit is Tessa, die ik graag eens wilde fotograferen.
Dit is vriendin Anne aan wie ik vroeg of ze serieus kon kijken. Dat lukte niet, natuurlijk, wist ik wel en toen moesten we allebei lachen. Dan kom ik met zo'n foto thuis en ben ik blij. Een portretfoto is een verslag van een ontmoeting en 'meer moet dat niet zijn', zeggen de Vlamingen dan.
We moesten vroeg in Nijmegen zijn, vóór de wedstrijd, en hij had nog geen koffie gehad. Ik wel, ik was er eerder om de route te verkennen die hij vroeger van huis naar school fietste. Dit is in de Jan van Goyenstraat. Fijn hoor, dat die studentenfietsen lichtbelletjes onder de boom strooien.
Ik maakte een reportage over een bijzonder gezin, voor een boek. De zussen wilde ik even apart op de foto. Dat werd een hele belevenis. Dit is m'n dierbaarste foto.
'Je bent erin geslaagd om precies te vangen wat we in beeld wilden hebben!' schreef de opdrachtgever. Daar word ik dan heel blij van.
Ik was even weg. Camera mee? Ja, maar dan wel de Olympus XA uit 1979. Met een filmpje uit 2004. Werkt prima, kijk maar, het is prachtig paars en groen met die verlopen Kruidvat-film.
Deze vrolijke meneer kwam ik tegen in de tuin van de wonderlijke Democratische School de Vallei in Driel.
Hij had het uiteinde van de stok ingesmeerd met zelfgescheten poep en ging daarmee z'n kameraden te lijf. Daarna was ik aan de beurt. Dacht het niet.
Ze won een prijs bij de Archiprix, de afstudeerwedstrijd voor bouwkundestudenten. Volgens mij komt het erop neer dat ze het museum van Dirk Scheringa wil laten overwoekeren. Dat museum is nooit in gebruik genomen, staat er nu maar. We wilden daar een foto maken maar dat lag gevoelig. Het Westerpark bood uitkomst, zoals zo vaak.
Ik zag ineens een bosfee in de zoeker, we kwamen op Kate Bush en dan dwaal ik vanzelf af naar het duet met Peter Gabriel en de wonderschone baspartij van Tony Levin.
Dit is Hannah Schubert.
Ik liep de Pelgrimstocht van het Stanislascollege in Delft. Een paar uur onderweg, in groepjes, met een gespreksmeister, een routemeister en een vragenlijst. Wie laat je achter, wie denkt er aan je, waar word rustig van, wat vind je belangrijk. In mijn groepje jongens waren de antwoorden geruststellend herkenbaar. Iemand werd rustig van keihard drummen bijvoorbeeld, anderen werden nergens rustig van, gitaarsnaren waren onontbeerlijk. Verder waren er gesprekken over zelfhaat en het nut van de zwaan
Goedgemutst trok men later naar huis. Ik was een beetje moe van al dat getuur door de zoeker maar wilde toch nog wat maken. Dan maar niet door de zoeker kijken en de camera een beetje rondzwaaien. Heel bevrijdend, zo kan het dus ook.
Ik fotografeerde deze mevrouw tijdens een wandeling, over de weg die ze als kind van school naar huis liep. Dat had ik verzonnen, om zo een serie te maken, en de opdrachtgever vond het mooi. Doe maar, zei die.
Dus krijg ik nu af en toe een route thuisgestuurd. Die verken ik op de vouwfiets, zoekend naar goed licht, of er wat te zien is. Niet teveel.
Toevallig liep er een klein meisje achterlangs. 'Kijk, daar loopt ze weer', dacht ik en ik liet de camera even ratelen.
'Welke foto's wil je hebben?' vroeg ik haar. 'Wauw, hier ben ik erg blij mee', schreef ze. 'Ik wil graag met_gele_ jas, handen_haar, jan_met_water, jan_liggend, en sip. Vooral sip.'
Dit is sip. Ergens onder Utrecht, bij fort Rhijnauwen. Omdat we allebei naar buiten wilden, beetje wandelen. En omdat ze niet bij de dönertent wilde, die gelukkig ook ineens dicht was.
Dit is dichter Marieke Rijneveld.
Nee, ze was niet blij met deze foto.
Er moest een gitaar bij. Een gitaar! Jezus, zie daar maar eens iets mee te verzinnen. Zo min mogelijk in beeld, leek me, en dan kijken waar we uitkomen. Op z'n kop, armen erover. Kijk, het wordt al wat. En dan rijmt 'ie mooi met haar zwarte shirtje. De openstaande deur werpt wat blauw licht rechts het beeld in. Trap is mooi. Snappen we nog dat het een gitaar is? Boeie, niks meer aan doen. Goed portret.
Dit is zangeres, schrijfster en taaldocent Saarein te Brake
"Ik herken me er niet in" zei hij toen ik 'm deze foto liet zien. Deze meneer is architect en hij won de Archiprix 2015 voor het beste afstudeerontwerp.
Ik wilde 'm op de foto met iets van z'n maquette, een 'symbolische aanwezigheid' noemde ik dat. Dat kon. Tot het kwetsbare bouwwerk bijna uit zijn handen viel en hij haastig z'n kin erop moest leggen. Daar maakte ik een foto van, van dat onbevangen moment. Daarna werd hij wat strammer, het moest nou eenmaal, op de foto gaan.
De redacteur zag gelukkig het leven in deze foto en besloot dat het 'm moest worden.
Ik kwam eigenlijk voor dochterlief die ineens in een jonge blom was veranderd. Paps en mams wilden ook wel, vond ik mooi. Dan kun je een serie van drie maken, in dezelfde stijl. Afdrukken maken, inlijsten en ophangen.
Dus wij aan de slag, bij het raam van de huiskamer met een kopje verse verveine. In het hele huis was één wit t-shirt beschikbaar dat broerlijk werd gedeeld.
Paps steelt de show. Hij had het beste licht. Het was de hele middag zwaar bewolkt en toch leverde dat iedere keer iets anders op. Ik breek me er het hoofd over wat dat kan zijn.
Zo'n witte foto moet je al goed schieten. En een beetje photoshoppen maar dit zou ik in de doka ook allemaal nog kunnen.
Als ik met zo'n foto thuis kom, heeft het allemaal weer zin. Dan heb ik weer minstens een week het gevoel dat het ertoe doet, wat ik doe.
Het model was bereidwillig als altijd, verruilde haar witte blouse voor een zwarte en deed het bovenste knoopje van haar jasje dicht.
In dat huis is geen witte muur te vinden dus week ik uit naar de schuurdeur. Die doet het goed. De Rolleiflex camera - ongeveer even oud als ik - speelde zorgenkind en lekte vrolijk wat licht op verkeerde plekken. Hij kan achtergronden heel mooi onscherp maken maar dat is hier niet aan de orde. Met een grove kwast lekker de randen van de foto donkerder gemaakt.
Dit is Maren. Kijk ook even hieronder.
Ik ben natuurlijk de fotograferende oom in de familie dus word ik wel eens gevraagd om op te draven. Meestal zeg ik nee want iedereen kan immers fotograferen. Tegen de kinderen zeg ik ja.
Hier vroeg ik om witte t-shirts en kreeg ik roze sweaters en zwarte leren jasjes. "We willen als Pink Lady's".
Toch wel even zoeken naar een balans tussen bravour en onschuld. "Zoet", zei m'n overbuurvrouw.
Dit is Three Legged Chair. Twee van de heren komen uit Lutjebroek, de andere twee en de dame uit Andijk. In Lutjebroek wordt meer bier gedronken, zo klonk het in het voorgesprek. Ik vraag het me af. Daar hecht ik aan, zo'n voorgesprek, maar in dit geval was de generatiekloof nauwelijks te overbruggen.
Ze wilden een foto. En de wc was net opgeknapt. Ik zag dat wel samenkomen. Bij een foto van een band moeten de koppen dicht bij elkaar en in die wc gebeurde dat vanzelf. Dan nog wat schuiven, de zwarte jassen dicht en de jonge blom in het midden. De heren staan er als bodyguards omheen, beschermend, vind ik mooi.
Ze poseerde eerder voor me, met een ander nieuw jurkje. Was een feest.Een witte foto hadden we al eens gemaakt: met een wit hemd aan tegen een witte achtergrond, de foto lichter maken en alle kleur eruit. Dan konden we ook wel eens een zwarte proberen.
Dit is Sophie.
Ik was weer op pad voor Leraren van Nederland en trof op een beeldschone Vrije School deze even beeldschone juf. 'Juffie' zeggen ze daar. Ik demonstreerde m'n vouwfiets en reed een rondje door de klas. Daarna zat ik in de kring en mocht ik in de laatste ronde ook drie stukjes fruit nemen.
Juffie heeft in de kring natuurlijk haar eigen stoel; deze. De kleinere stoeltjes van de kinderen heb ik even buiten beeld geschoven. Toen vroeg ik of ze in haar stoel wilde gaan zitten, alsof ze 's avonds tv zat te kijken.
Deze meneer gaf een workshop dans aan kinderen. Daar zat ook een sprong in en als de fotograaf dan in de weg zit, spring je er gewoon overheen. Het was zo leuk dat ik zin kreeg om mee te doen, ik, houten klaas.
Toen hij klaar was, vroeg ik of hij even wilde gaan zitten. Het was te mooi om er niets mee doen, de donkere vloer, de mooie donkere man en de stoel. Hij vond het goed.
Dit is Bart, Meester Bart, welteverstaan. Hierzo. Ik fotografeerde hem voor het project Leraren van Nederland.
Meester Bart had een goed hoofd, een fris gestreken overhemd en een mooie baard. Dat is genoeg en dus besloot ik tot een frontaal recht voor z'n raap portret. Geen gedoe en niet nadenken. De Meester vond het goed.
Een open deur gaf licht van opzij. De TL kreeg ik niet uit, die zat op een sensor en die kregen we niet in bedwang. Uiteindelijk had ik een heel klassieke verlichting, Rembrandtlicht heet dat. De lichtbron linksboven dus een neusschaduw naar rechts en naar beneden. Eén kant van het gezicht in het licht, de andere in het donker. Een lichtje op de wang rechts, die ontsnapt nog net aan de duisternis.
Dit is overbuurmuze Sophie. Daar ga ik elke dag even langs, om te roken of voor koffie. Ze wilde wel meedoen, iedere dag een foto maken dus dat doen we nu. Dit is de eerste. Niets aan de hand, kun je even voor de witte muur gaan staan, zo klaar. Ze heeft een prachtige mond.
Ik maakte een boek. 'Ik voel me verf' heet 't. Het bevat vijftig portretfoto's van Nederlandse en Vlaamse stadsdichters en van elk van die dichters een gedicht over het maken van die foto. Hoe is het om geportretteerd te worden, wat gebeurt er tussen fotograaf en dichter. Daar hebben ze het over.
Meer daarover hier, je kunt er ook bestellen....
"Ze willen graag dat je er vrolijk en gezellig opstaat, opgewekt en actief"
"Dat moet wel kunnen, ik ben geen sjaggerijn"
"Dat lijkt me ook"
...
"Kun je nu in plaats van je colbert even je jas aantrekken?"
"Ja, da's goed, zo?"
"Okee, alleen lijk je nu op Gerard Cox"
"Hm, ik ben wel in Rotterdam geboren maar dat is toch niet de bedoeling"
...
"En dan moet ik ook even opletten dat ik geen potloodventer van je maak"
...
"Kijk even mee op de camera, dan kun je zien hoe je er op staat"
"Hm, dat ben ik wel, geloof ik"
...
Dit is Sjoerd Karsten, emeritus professor Onderwijskunde
Ik was op een school voor een les over de oerknal. Op m'n knieën schoof ik een uur door de klas. Er waren veel kinderen die hun beste gezicht opzetten als ik de camera richtte. 'Ze zijn wel wat gewend', had de docent me al gezegd. Dit meisje spande de kroon, zo te zien met heel andere dingen bezig dan het ontstaan van de aarde.
'T is toch alleen m'n hoofd?' vroeg ze. 'Eh, ja, dat is zo'n beetje het idee'. 'Mooi, dan kan ik m'n joggingbroek nog even aanhouden'.
Zo gaat dat, je hebt geen idee wat zich buiten het kader van de foto afspeelt, daar moet je maar een beetje naar raden.
Dit is de zus van Tob die op 5 november voor me poseerde en hieronder ergens staat. Beeldschone grote grijsblauwe ogen, maar 't moest toch zwartwit worden. En iets geheimzinnigs, iets ondoorgrondelijks.
En dan hoort de andere broer er ook bij, natuurlijk. Die had te veel weltschmerz. Dus vrolijkte ik 'm op met het sinterklaasverhaal van Gerard Reve, een smerig scabreus verhaal. Dat hielp.
Reve horen? Hier.
Dit is Tob of Toppie oftewel Tobias. Hij wilde nooit serieus voor me poseren maar sinds hij een succesvolle brugklasser is geworden, is dat veranderd.
Zijn moeder deed het haar en vindt 'm zo über-cute.
Deze heren worstelen met een zak, een enorme plastic zak. Ze willen 'm vol lucht blazen en rechtop zien te krijgen. Daarna willen ze erin gaan zitten, wat kletsen en een biertje drinken.
Ik kwam binnen toen ze met de derde poging bezig waren en kon m'n ogen er niet vanaf houden. Heb er tien minuten omheen gedraaid en gelopen, op zoek naar standpunt en hoek. Ik heb ook nog wat stappen achteruit gezet, zodat je het ding in z'n omgeving ziet. Dan wordt het wat feitelijker. Zo van dichtbij kun je er allerlei kanten mee op, roept het bij mij vanalles op.
Ik was bij de examenexpositie 2013 van de Amsterdamse Academie van Bouwkunst. De hele reportage staat hier, daar kun je ook nog zien hoe je in zo'n zak klimt.
Hij zou mooi kleuren bij de muur, dacht ik. Ik had de man al zien staan en liep daarna een rondje door het gebouw, op zoek naar een plek om de foto te maken. Zo'n zachtgele muur, hoe heet dat, 'zand' of 'beige', en dat in een kamer met noorderlicht en vitrage. Er was alleen niet veel, van dat zachte noorderlicht.
Dat heet dan een 'uitdaging', gatverdamme, wat haat ik dat woord. Uitdagingen zijn voor mietjes, echte kerels hebben problemen.
Naar zijn zin deed ik er te lang over en ook de ceremoniemeester werd nerveus. Deze foto is één van de laatsten, toen hij er eigenlijk al onderuit wou. Meestal wil ik dat mensen in de lens kijken, maar deze is wel passend.
Dit is Anne Holtrop, architect en gelauwerd kunstenaar.
O ja, vandaag verkocht ik een foto aan de Brabeau, het blad voor 'als je hart in Brabant ligt'. Hij komt in het winternummer. Kopen!
Ik maak een boekje met verzamelde nieuwsberichten. Alles wat ik zelf schreef over m'n stadsdichtersproject komt erin. Het wordt een extraatje bij het boek met foto's en gedichten dat binnenkort verschijnt.
Die bundel heet 'Ik voel me verf' en dit is dan 'het maken van'. Verf maken.
En er komen andere foto's in, da's leuk, het mag wat luchtiger. Dus van al die foto's die het niet geworden zijn, komt een aantal toch boven.
Martijn Blokland heeft het vormgegeven, wat een feest als iemand iets moois voor je maakt.
Dit zijn m'n opdrachtgevers van gisteren. De mevrouw rechts zei wat ik moest doen en de meneer links gaat de factuur betalen. Met zulke opdrachtgevers kun je alleen maar blij zijn.
Ze wilden zelf zo op de foto. Ik heb ze alleen iets dichter bij elkaar gezet en gezegd dat het leuker zou zijn als de mevrouw het toverstafje zou vasthouden.
Ik moest foto's maken van een soort talentenjacht voor dansers. Er stond geen licht op het podium gericht, wel op alles eromheen. Het licht op het podium kon om bureaucratische redenen niet aan. Dat was lastig.
Nou zijn opdrachtgevers natuurlijk niet zo geïnteresseerd in je problemen maar des te meer in je oplossingen. Dus ga ik gewoon aan de slag en probeer ik er iets moois van te maken. Dan krijg je zoiets als hieronder.
'Je bent de kers op de taart' zei ik, toch ook om 'm een beetje te vleien. Na een half jaar mailen en voorzichtig polsen had ik dan eindelijk een afspraak met de drukbezette stadsdichter van Amsterdam. Terwijl m'n boek al zowat bij de drukker ligt.
We dronken Earl Grey uit gebarsten mokken.
Viel niet mee, een foto maken. Ik ben op zoek, het moet anders, geen gedirigeer en -poseer, moet losser en makkelijker. Ik wil me er niet meer zo mee bemoeien, die foto's moeten maar een beetje ontstaan. Lastig, voor beiden.
Het deed me denken aan de film Casablanca, waarin Ingrid Bergman met een nieuwe vrijer het café van de vorige binnenstruikelt. 'Op wie moet ik verliefd zijn?', vroeg ze de regisseur maar daar kreeg ze geen antwoord op. Daarom zien wij een hele film lang een in het duister tastende actrice, wijd opengesperde ogen, prachtig.
Dit is Menno Wigman, stadsdichter van Amsterdam.
'Voor niemand is het leuk', hoorde ik mezelf zeggen, doelend op de fotosessie waar wij ons beiden dapper doorheen sloegen. Zij worstelend met ongemak, reisvermoeidheid en tegenzin, ik met haar, felle zon, een lege batterij, het decor.
'Zo moet je je boek dan maar noemen', zei ze grijnzend, het boek dat ik aan het maken ben met al die stadsdichterportretten en de gedichten die ze erover schrijven.
Ze schreef een prachtige email, een verhaal op zich, daar hoefde geen gedicht meer bij. Deze foto vond ze mooi, 'misschien juist omdat ik even iets anders deed dan me bewust te zijn van jou'.
Dit is Ester Naomi Perquin, voormalig stadsdichter van Rotterdam, die ik heel graag eens wilde ontmoeten.
Toch maar weer eens op de fiets gestapt voor een rondje 1051, de postcode waarin ik woon. "Bent u aan het verhuizen?", "Mag ik daar een foto van maken?". Hij moest het even vragen.
Ik twijfelde bij binnenkomst, de chaos was nauwelijks groot genoeg omdat hij er al woonde en zij bij 'm introk. Het matras in de keuken trok me over de streep.
Of ze even naast elkaar konden gaan staan.It's all there. Het is er allemaal. Alles waar ze over schrijft staat op de foto. En dan bedoel ik niet de straat, het kruispunt, het huis, de bloempot of de beukenhaag.
Maar haar gehoorzaamheid, dat ze netjes gaat staan waar ik dat wil, niet lacht. En haar opstandigheid, dat ze dan wat meewarig naar me gaat staan kijken, hoe ik worstel met de zon aan de verkeerde kant, een hoogspanningskabel, de rangschikking van al die zooi in de achtergrond, de treurigheid ervan.
Ze schrijft het mooi, laat dat maar aan een dichter over:
"fotograaf zoekt sanseveria
of hij mij op een ijskoude zondag in maart
honderd keer mag nemen want ik rijm zo mooi
met de troosteloze straat waarin ik woon
en inderdaad; de huizen staren uit hun ramen
gordijnen vriezen in hun vouwen vast
een bloempot beeldt een orchidee uit
ik mag niet lachen. hij wel. zijn ogen spreken
de straat aan en af. hij lacht naar de lantaarnpaal
en onder zijn blik staan de beukenhagen te blozen
hij kleeft mij midden op het kruispunt. ik versteen,
verkleed als een koud meisje met te veel armen
om ergens te laten en een gezicht dat pret verbijt
we ontdooien in een warm huis, snijden rug aan rug
groenten en trekken een fles wijn later
een ijzige lentenacht over ons heen"
Dit is Ann van Dessel, stadsdichter van Haacht (B).
‘Doe dat nou niet’, denk ik dan, als het model zo gaat zitten. En dan zeg ik: ‘Dit zou op de achterflap van je eerste boek kunnen, maar dat zijn we niet aan het doen’. Meestal helpt dat, ontstaat er wat verwarring of twijfel die ruimte maakt voor iets persoonlijkers.
Ik zeg ook wel eens: ‘Je zit te poseren’ en dat betekent dan dat iemand te nadrukkelijk iets wil zíjn: stoer, zelfverzekerd, aantrekkelijk, intelligent, noem maar op. Dat werkt dan niet meer, ik zie dan alleen nog iemand die z’n bést aan het doen is, iemand die een poging doet, die bang is iets níet te zijn; stoerheid of intelligentie of wat dan ook is dan allang uit beeld verdwenen, angst regeert.
Hier hielp niks. Okee, als jij het zo wilt, dan maak ik dáár wel een foto van. Ik kan je niet dwingen, there’s only so much I can do, het houdt een keer op.
Ik zag de foto terug in z’n LinkedIn-profiel, past eigenlijk heel goed bij ‘m, creative pr professional, praatjesmaker, filosoof, poëzieliefhebber.
‘Kun je voor dit gebouw gaan staan?’, vroeg ik. ‘Nu de zon eindelijk schijnt, moet ‘ie ook te zien zijn.’ De wind was nog akelig koud, een dag ervoor had het gesneeuwd. Ze keek omhoog en zei: ‘Daar is een moord gepleegd.’
Later zat ik met een vertrouweling mijn foto’s te selecteren. Het was kiezen tussen een vriendelijke en deze serieuze. Ik koos voor de serieuze natuurlijk, daar houd ik van, een beetje zwaarmoedig, stemmig of breekbaar, of met een zeker ongemak.
‘Of mag ze lief zijn?,’ vroeg ik. Ja, dat mocht, vond hij en ik vertrouw ‘m. Dus die vriendelijke komt bij haar gedicht, in de bundel.
Dit is Joke van Leeuwen, voormalig stadsdichter van Antwerpen. Kijk hier, ze maakte wonderschone dingen en verzon vanalles om haar stadsgedichten in de stad zichtbaar te maken.
Deze foto is niet scherp. We stonden in de Prinsenstraat in Groningen toen plotseling die auto achterlangs reed. Daar heb ik tien foto's van en deze is het best, met slechts dat staartje van die auto waardoor er links van z'n hoofd ook nog zonlicht is.
Zon moest er op, zoveel mogelijk zon, die scheen eindelijk weer 's. Maar wel uit het gezicht van de dichter houden, geen harde schaduwen hier. Het valt wél mooi op straat en de gevels.
Maar goed, ik bewoog, van links naar rechts, gedurende een dertigste seconde. Op dit kleine fotootje bijna niet te zien maar m'n grote scherm is meedogenloos. Kan er verder niks mee, met deze foto. Gelukkig wel een mooie zwartwitfoto gemaakt, vanaf een statief, dan heb je die beweging niet maar 't geeft weer andere vormen van gezeik.
Dit is Joost Oomen, stadsdichter van Groningen.
Ze was dorpsdichter van Doel, het kleine dorp dat moet wijken voor de haven van Antwerpen. Ze schreef:
"Voor hopeloze liefdes en half vergeten dorpen
heeft men dichters nodig. Alleen zij lezen
lege huizen als witte regels, verlaten straten
als onvertelde verhalen en halve muren
als een afgebroken zin, omdat men al te ver was
en de wind uit de verkeerde hoek kwam."
Kijk, dan zeg ik niks meer, dan vraag ik beleefd of ze voor me wil poseren.
In de voorjaarssneeuw, ze vond het onnatuurlijk in het begin maar wende snel en zei later dat ze goed kan kijken. Ziehier.
Dit is Hilde Van Cauteren.
Ik had met haar gemaild, gebeld en ik had de video’s gezien waarin ze haar Enschedese portretgedichten voordraagt. Toen reisde ik naar Enschede, zette mij op het terras van het Bolwerk en ineens stond ze naast me. Ze bestond echt.
Nu heeft ze een prachtig boekje uit met die gedichten, over gewone Enschedeërs, vergezeld van een portretfoto. ‘En ik, ik ben een peuteraar, ik peuterde de wolfskleren van schapenlijven’ schrijft ze daarin.
En zo zijn er meer parallellen. Dat we allebei een portretproject aan het maken zijn, onszelf overal maar uitnodigen. Haar gedicht gaat erover.
Met variaties op deze blik en glimlach reisde ik terug.
Dit is Moes Wagenaar, voormalig stadsdichter van Enschede.
Ik was in Ninove, of beter, in Pollare, dat ligt er vlakbij, allebei plaatsen die in de Ronde van Vlaanderen voorkomen. Die fietste ik ooit, die Ronde, in de toeristenversie. Een hele dag draaien en keren, plaatsnamen die eeuwig op de wegwijzers bleven staan, ik raakte van de weg in 'het decor' en dankzij mijn kleine versnellingen kon ik op de Muur van Geraardsbergen nog een paar Vlamingen voorbijrijden.
Daar hadden we het over, hij nam mij eens op en constateerde dat ik toch wel wat 'groot' was om veel te klimmen.
Een tijd geleden was hij gefotografeerd door Stephan Vanfleteren, één van m'n helden, dus ik vroeg hoe dat was. 'Die doet z'n eigen ding', zei hij, 'ik heb een kwartier hier bij het raam gestaan, m'n vrouw met zo'n groot wit ding in haar handen.' Suggesties waren niet welkom maar Vanfleteren was nog wel even naar de zolder gegaan, om de trapper van een dierbaar kinderfietsje te fotograferen.
Dat snap ik wel, van die suggesties. Maar juist hier was het wel een goede, om naar dat bruggetje te gaan. Al duurde 't even voor ik de foto had, met dat doorgaande pad dat de man in de hoek drukt.
Zijn gedicht heet 'GEVECHT MET BATAILLE of een camera als tedere tegenstrever'.
Dit is Willie Verhegghe, stadsdichter van Ninove (B).
Ik was in Gent om de voormalige stadsdichter van Oostende te fotograferen. 'Wat gaan we doen?', zei hij. 'Naar buiten, een foto maken', zei ik.
Daarna stokte het. Welwillend maar wat ongemakkelijk gingen we aan de slag. Regisseren voelde misplaatst en ongepast, m'n woorden gleden van 'm af als water van een eend. Meer ongemak.
Als je zegt dat een portretfoto een verslag is van een ontmoeting, is dit de goede foto, zó was het . Dit is een digitale voorstudie van een foto die ik zometeen ga maken met de analoge camera op de achtergrond.
Hij stuurde me een indringend gedicht dat 'Gêne' heet.
"...
Daar te staan, tegenover elkaar
Te kijken, te bekijken, bekeken worden
Te zien hoe, en hoe
het nu verder moet.
..."
Dit is Eddy de Buf, voormalig stadsdichter van Oostende.
Deze foto maakte ik in oktober 2012, toen ik bij het Stedelijk Museum moest zijn. Die museumfoto staat hier en is hierin gepubliceerd.
Ik krijg bijna pijn in m'n ogen van dat zonlicht, da's mooi in deze grijze en koude dagen. Het bestaat écht, dat het zonnig en warm is.
Eerst wat geld in de kist gooien, voor je een foto van een straatmuzikant maakt.
Dit is Wim. Hij is stadsdichter van Turnhout, in Vlaanderen. Bij de koffie kreeg ik een cadeautje van ‘m: zijn eerste dichtbundel. Die is zo groot als een creditcard en past in mijn portemonnee. “We kussen met slierten” schrijft hij daarin. Wim schrijft veel over meisjes, voornamelijk over één meisje, eigenlijk.
Deze foto maakten we voor het mooiste huis van Turnhout, tenminste, dat vond ik. Volgens Wim is er niemand die het huis zal herkennen omdat het zo onopvallend is. We gaan het zien.
Ik reisde daarna met de bus van Turnhout naar Reusel en van Reusel naar Eindhoven. In mijn middelbare schooltijd was dat nog één doorgaande bus, van Eindhoven naar Turnhout en terug. Vaak zag ik ‘m rijden maar ik ben nooit meegereisd tot Turnhout, dat is altijd een exotische bestemming over de grens gebleven. Tot gisteren, dan.
Hier is de site van Wim Paeshuyse.
Hij mailde me nog dat hij gedichten vermomd als parkeerboetes onder 500 autoruitenwissers had gedaan. Was een groot succes, veel pers. En zoek op z'n site even naar de gedichten van alter ego Freanne van Genechten.
"U moet maar zeggen of ik vestimentair in orde ben" zei Martin tegen me. Dat was hij. Niks meer aan doen, dacht ik, toen hij met deze blik in de ogen aan de Leie stond, in Deinze in Vlaanderen waar hij stadsdichter is.
Even later aten we een biologische biefstuk en omdat het werk gedaan was, mocht daar een pintje bij. "Je moet de sleutel vinden", zei Martin over het lezen van gedichten. Voor fotografie is dat niet anders. Van Diane Arbus begreep ik een tijd lang niet waar ze het over had. Op een bepaald moment zág ik het en bij de expositie in Foam over haar werk zag ik het duidelijker. Op de foto's waar zij opstaat, kijkt ze op dezelfde manier uit haar ogen als veel van haar onderwerpen.
We reden even langs Machelen aan de Leie, waar Gerard Reve begraven ligt. Zijn geboortehuis is bij mij om de hoek.
"U heb ik lief" staat in grote gouden letters op zijn graf. We waren ontroerd.
Dit is Martin Carrette, stadsdichter van Deinze.
''t Is koud, doe toch maar je jas aan', zei ik. 'I'm from the Highlands of Scotland', zei ze met een glimlach.
We gingen naar de Stopera, daar stond een lantaarnpaal die hopelijk genoeg licht op haar gezicht zou werpen. En dan zou ik wel iets kunnen maken met die kleuren in de achtergrond. De koplampen en de streep licht kreeg ik cadeau.
'Do you want me to look more contemplative?'. 'Yes, thank you, that would make me very happy'.
Dit is Lisa Mackenzie, landschapsarchitect.
Poëzie moet meer zijn dan emotioneel gebraak. Vasalis, Kopland en Judith Herzberg, dat zijn de namen, vindt ze. Docenten die vragen wat de dichter bedoeld heeft, snappen 't niet. Geen 'lover', 'zilt', 'prelude'.
En koffie, godzijdank, veel koffie. Lekkere koffie ook, filterkoffie, dat er een kan op een warmhoudplaatje staat en dat je daaruit kunt inschenken. Nog een bakkie ja graag. Weg met dat senseogetut.
Manlief is ook fotograaf en daar moest ze vaak voor poseren. Dus ze wist een beetje hoe het werkte en toen ik zei 'je staat te poseren', toen snapte ze dat ook nog.
Een gratis figurant op de achtergrond, als het kan neem ik die mee. Het licht vliegt beheerst uit de bocht, zo komt ze mooi los. Een paar containers in de hoek.
Dit is Mirjam Poolster, stadsdichter van Vlaardingen.
Of ik een foto kon maken van het Stedelijk Museum in Amsterdam en of ik dan de verhouding tussen oud en nieuw kon laten zien.
Zo'n foto begint met wachten op goed weer. Blauwe lucht met wat wolken was in dit geval ideaal. Dan op de fiets en op je gemak eens een rondje lopen, beetje kijken. Er was eigenlijk maar één plek die goed werkte. Dan moest ik wel naar de overkant van de straat, niet fijn, krijg je een hoop flauwekul erbij, tramdraden en zo, wat dacht u van die paal, af en toe een geparkeerd busje.
Maar toch, toen ik 'm had, vond ik het saai. Voorgrondvulling, een woord uit een van m'n eerste fotostudeerboeken, dat was het. Vandaar de armen van de Zwitserse vrijwilliger op links. Z'n hoofd heb ik afgesneden, dat is beter. De man op de motor kreeg ik cadeau. Zo is het wel een mooi cocktailtje van urbane reuring.
Hieronder het Eye filmmuseum, daar moest ik ook langs. Was makkelijker al moest ik er ook m'n best voor doen.
In een bushokje, dat leek me wel wat. Het bushokje aan de Plataanstraat in Gouda om precies te zijn, daar kwam ik langs en dat leek me ideaal. Toen we aankwamen was het droog dus zij kon in het bushokje en ik ervoor. Daarna ging het regenen en moest ik er ook in, ander standpunt, andere foto. Deze.
Later werd het droog en kon ik er weer uit; weer een andere foto.
We hadden een druk gesprek, de zinnen buitelden over elkaar, ze schreef dingen op. Ik vond haar speels, ontwapenend onderzoekend, jong. Dat zei ik. Toen moest ik naar Almelo.
Ze stuurde me een gedicht.
'wacht denk ik nog
wacht met gaan
tot ik jou ook ken'
Dit is Klara Smeets, stadsdichter van Gouda.
'Mag ik dan nog even m'n nieuwe jurkje aantrekken', zei ze. Kijk, dat is het enige juiste antwoord als ik vraag om een foto te mogen maken. Dus niet 'Ik was er al bang voor', of 'Moet dat nou echt?' of 'Dan mag ik zeker weer niet lachen?' Allemaal fout. En als je je nieuwe jurkje aantrekt, mag je lachen, beloofd.
Ze hebben een rietkraag in de tuin, daar kan ik alleen maar van dromen. Wel goed opletten, voor je het weet waait je hele compositie plat.
Coole broer wilde ook. Hij heeft zo'n mooiste overhemd aangetrokken en z'n haar goed gedaan. Is ook helemaal goed.
Ik fotografeerde bij Best of the West 2012, een talentjacht in stadsdeel West. Onderdeel daarvan is het danspodium en daar is altijd vanalles te zien. Maar een goede foto is niet eenvoudig, wat moet je met de beweging? En met dat snoeiharde zonlicht op deze warme najaarsdag?
Ik draaide een paar rondjes om het podium maar zag slechts één plekje waar ik iets kon doen met die zon. Achter het podium en dan van onder, op de grond liggen dus en dan schuin omhoog fotograferen. Dan kreeg ik een mooie lucht met een verloop van licht- naar donkerblauw en een randje licht om die dansers. Ik kreeg ook veel rug omdat het publiek nou eenmaal aan de andere kant staat dus het was wachten op het goede moment, dat ze enigszins naar me toegedraaid zouden zijn.
Met zoveel licht besloot de camera dat 1/6000 seconde belichten lang genoeg was. Dan is alle beweging er echt wel uit, da's nou jammer.
In het publiek liep een mevrouw met een roze ballonnetje. Gek werd ik ervan, steeds dat lelijke opvallende ding in beeld. Op deze foto zit 't in de knieholte van de middelste man, dat gaat nog.
Deze heren deden een vrolijk, brutaal, lawaaierig en speels nummer, geweldig. Het publiek lag aan hun voeten, net als ik.
"Ik stuur je vanavond al mijn poëem" zei Egbert. En dat deed hij, hij was 'als mens gestold getoverd'. En later bedankte hij me voor de toegestuurde picturen.
Ik was in Assen, we kletsen wat, wandelden wat, maakten wat foto's.
Dit is Egbert Hovenkamp II, voormalig stadsdichter van Assen en voormalig gemeentedichter van Aa en Hunze.
Dit is Machiel. Hij kijkt een beetje ongemakkelijk en wrijft maar eens aan z'n hoofd. Hij nam afscheid van de Academie van Bouwkunst en kreeg daarbij veel lof toegezwaaid.
Hij gaf les in ontwerpen en gaandeweg was hij tot een soort tien geboden gekomen. Ze waren afgedrukt op grote vellen. Ik heb er een meegenomen en opgehangen.
"Experimenteer. Breek de regels, zoek de ruimte."
"Blijf dicht bij jezelf. Volg je intuitie en zet je authenticiteit in bij het ontwerpen."
"Beschouw jezelf als referentie. Ieder gebouw wordt door mensen gebruikt en beleefd."
"Luister naar anderen. Werk samen. Iedere reflectie levert nieuwe mogelijkheden op."
Hulde voor Machiel.
'Het is nooit genoeg, wat ik doe', zei Kees, 'ik heb altijd het gevoel dat ik méér moet doen'. 'Onrust', zei ik, 'dat ken ik wel'. We bestelden nog een cappucino, vandaag hoefde er eigenlijk niet zoveel. Ja, een foto maken.
We gingen naar de Nieuwstraat, nu nog een klein rafelrandje in de o zo nijvere binnenstad van Breda. Maar het stadsbestuur heeft er natuurlijk grootse plannen voor, wij houden ons hart vast.
'Wie nooit met mij verdwaald was' schrijft Kees in een gedicht. Kijk, dan leg ik m'n boek even weg, als ik dat lees. Dan staar ik uit het raam en denk aan iedereen waarmee ik ooit wél verdwaald was.
--> keesvanmeel.nl
Deze foto maakte ik voor een architect. Die was eerst wat huiverig omdat hij me alleen als portretfotograaf kent en kan ik dan ook wel een gebouw fotograferen? Ik sprak met 'm af dat ik eerst wat foto's zou maken en als hij ze goed vond, zou hij ze kopen. Luistert wel nauw, een gebouw: lijntjes recht, scherp, precies kaderen.
Hij had het gebouw opener gemaakt, meer licht erin met onder andere een glazen wand, en dat moest op de foto. Ik had de mazzel dat er net mannetjes bezig waren bureau's naar binnen te rijden. Die wilden wel meewerken dus het statief opgezet en een paar series gemaakt. Dit is de mooiste foto. Kleuren en reflecties zijn goed, blauwe hemdje ook en je ziet net niet wat ze aan het doen zijn; 'spannend' heet dat. Licht is goed, architect is blij.
--> Rogier van den Berg.
Helmonders zijn hoizeggers, zei Wim Daniëls. Daar kwam ik achter. De helft van de voorbijgangers had wel wat op te merken over onze fotosessie en als ze dat niet hadden, kwam de hoi wel van hem. 'Hee, in de lens kijken', ik moest 'm er steeds bij halen. Aan gesprek kwamen we niet zo toe. Niet erg, uit zichzelf stond hij goed, een charmante bravour.
'Valt kapot', dat zeggen de Helmonders ook mooi volgens Wim, met een warme grofheid. Het wordt gebruikt bij een toevallige ontmoeting, als je blij verrast bent.
Dit is Wim Daniëls, stadsdichter van Helmond.
Om half acht 's avonds stapte ik op de fiets. Verdomd, even verder zijn ze aan het verhuizen. Maar ja, moet toch echt weg, naar het Ijburg Foto- en Film Festival. Tegen twaalf kom ik terug en godzijdank, ze zijn nog steeds bezig. Moest in twee keer, hoorde ik. Het ging niet helemaal van harte maar vooruit, doe maar, die foto. Op dit moment zat het erop; de bus leeg, het huis vol. Bikkels.
Ze wilde alles weten over hoe dat dan gaat, een foto maken. Ik vroeg me af waarom, ze zou het allemaal mee gaan maken. Het was een beetje of ik geïnterviewd werd, niet zo vreemd, dat doet ze voor de kost. Ergens had ik het over 'zachte dwang', dat ik soms op m'n strepen ga staan en zeg 'Zo gaan we het doen'.
Het ging stroef, die foto maken. M'n keuze van de locatie was niet goed, de vragen bleven komen, ze deed suggesties. Tot ik zei dat ze het aan mij over moest laten. Ik keek weer door de zoeker en langzaam verscheen daar de stadsdichter van Zutphen. Een soort ontvouwen was het, dacht ik in de trein terug.
We kwamen terecht op een feestje waar ze een gedicht voordroeg. Na een glas wijn had ik het gevoel haar al jaren te kennen.
Dit is Eke Mannink, stadsdichter van Zutphen.
--> ekemannink.nl
Dit is Esther Porcelijn, stadsdichter van Tilburg.
Eerder moest ze voor de krant op de foto, dat was in één minuut gebeurd. Vond ze niks. Daarna moest ze van een fotograaf net doen of ze écht aan het lezen was. Vond ze ook niks. Voor mij had ze koffie gezet.
'En als je nou alles weghaalt, je zenuwachtigheid, de invloed van de fotograaf, je wens om er intellectueel of appetijtelijk uit te zien, wat hou je dan over? Jezelf? Hoe ziet dat eruit?'. Kijk, dat is nog eens een vraag. 'De strandfoto's van Rineke Dijkstra', wist ik nog te stamelen, 'die komen in de buurt'. Daarna snel verder met scherpstellen.
Tilburg is oogverblindend, mooi en lelijk, naast, door en in elkaar.
Wordt er nog verhuisd? Niet zo veel, natuurlijk, maar bij mij in de buurt zijn nog veel goedkopere huurhuizen en daar beweegt af en toe wat. Vooral in het laatste weekend van de maand.
Ik trok er een zaterdag en zondag op uit, rondjes fietsen door postcodegebied 1051 waar ik zelf ook woon. Bij mensen die vertrokken was ik niet welkom maar bij de nieuwkomers wel.
Deze mensen hadden het grondig georganiseerd, een goedgemutste meute trok in een oogwenk een huurbusje leeg. Daarna wilden ze wel even poseren, al was er nog veel werk aan de winkel. Het oranje licht achterin, bijvoorbeeld, dat is van het afdekzeil; de achtergevel zit er namelijk nog niet in.
Even iets anders. Niet regisseren maar kijken wat je tegenkomt.
En in de zon fotograferen. Dat doe ik nooit, bang voor harde schaduwen op een gezicht.
Toen zag ik een portret van een collega, die werkt voor BoerenBusiness. Een man tegen een muur, een stalen raam als van een varkensstal, hand in de zak, vale bruine tinten, keihard zonlicht van opzij en een enorme schaduw op de muur. Prachtig.
Dus ik op een zonnige zondag de stad in, eens kijken wat dat oplevert. Dit is in de Hartenstraat.
Da's wel belangrijk, ja, of je cool bent. Hij is het dus overduidelijk wel en z'n zus natuurlijk niet, zegt 'ie. Terwijl die zus heel geduldig een uur voor me heeft geposeerd en deze jeugdige praatjesmaker na tien minuten beleefd begon te pruttelen 'want ik heb niet zoveel geduld'. Daar was ik overigens voor gewaarschuwd, na 23 seconden zou dat al op zijn, maar daar zat dus toch flinke rek in.
Mooi hoor, zo'n praatjesmaker.
En hier z'n zus. Die vindt het leuk, zo lang in een stoel mooi zitten wezen. En dan quasi verveeld blijven kijken. Best wel cool.
‘Houdoe’, zei de buschauffeur toen ik me in Uden met rugzak en vouwfiets naar buiten wurmde. Op weg naar Maarten van den Elzen voor wiens stadsdichterschap geen geld meer was.
Die woont in z’n poëzie.
“Regels van gedichten
blijven als zeilen van boten
uitsteken boven het water
dat vandaag van gras is”
We maakten foto's bij het klooster van de Zusters Birgitinessen, voor ons allebei de juiste plek.
Daarna stapte ik weer op de fiets, via de Rakt, Nistelrooij en Heesch naar Oss waar de socialisten een geweldige fietsstraat hebben aangelegd.
Ik was op een school en dan wil de opdrachtgever het liefst foto's van de leerlingen. Ik trouwens ook, dat is de beste manier om er leven in te krijgen, ik zit op m'n knieën naast die tafeltjes. Maar hier was dat moeilijk, liever geen kinderen herkenbaar in beeld.
Als je een expositie moet fotograferen, kun je de camera op een statief zetten en zó lang belichten dat de bezoekers vage schimmen worden. Dat zou hier ook wel eens kunnen werken. De trap, het warme hout en het daglicht kreeg ik cadeau. Als de school uitging zou er veel verkeer zijn.
Vijf minuten daarvoor stoof deze jongen voorbij, op weg naar het licht. Hij is de onverschrokken pionier, kijkt nog één keer om naar de achterblijvers.
Dit is Sylvia Hubers, stadsdichter van Haarlem. Voor de tweede keer want het kon beter. Dit keer zijn we aan de Mooie Nel, een water aan de rand van Haarlem in het verlengde van het Spaarne. Boudewijn de Groot zingt daar een weemoedig liedje over, dat Spaarne.
'De stadsdichter beziet het vandaag van een afstand', zei ze.
Het idee was nog om in de achtergrond Haarlem te laten zien maar ach, eigenlijk doet dat er niet toe. Vooruit dan, de tv toren, omdat 'ie een mooi vervolg is op de stokken in het water.
Ik complimenteerde haar met het gedicht dat ze me gestuurd had. Daarin vertelt ze me allercharmantst dat ze de kaken stijf op elkaar houdt. 'Mondjesmaat', 'schalks' en 'stuurs' waren woorden die voorbijkwamen. Fotograferen was daarna makkelijk.
Het was windstil en grijs, de beloofde lente liet nog op zich wachten.
“Kijk, heb ik gemaakt, mooi hè”. Dat is wat ons drijft, zo constateerden we na tien minuten in de verkennende koffie. Toen kon ik even achterover leunen en adem halen, het scheelt als je dat niet uit hoeft te leggen.
En toen ik zei dat een foto ‘kernachtig’ kan zijn, daar kreeg ik een begrijpend knikje op.
Het was daarna nog wel een zoektocht, naar zo’n kernachtige foto. "Wat moet ik doen?". "Nou, eigenlijk niks, ga daar maar een beetje staan". Uiteindelijk lukte dat wonderwel. Ik wilde ook iets dichterbij maken, maar dat lukte maar niet.
Dit is Sylvia Hubers, stadsdichter van Haarlem.
Dit is Ibrahim Selman, stadsdichter van Amsterdam-Noord. Hij is de tweede in een serie stadsdichters die ik aan het maken ben. Het idee is dat de dichter een gedicht maakt over hoe het was om geportretteerd te worden, dan horen we dat eens van de andere kant.
We waren in de voormalige Shell toren in Amsterdam-Noord, net over het Ij. Vijftiende verdieping, geen lift, koud. Hij stond erbij als Jean-Paul Belmondo en ik zei dat dat niet de bedoeling was. Op de eerste foto's had ik een verdwaalde man van m'n gemaakt, dat paste niet, daar hadden we het over.
Toen moest ik m'n statief opzetten. Hij stond met z'n telefoon, was 'ie al aan het gedicht begonnen.
'Jij bent zo verdwaald'
je fototoestel schiet salvo's
slaat op hol
en als je zegt
'maar je bent niet verdwaald'
staat de zwarte magie
in je handen stil
geen click
stilte, totale stilte
en je vraagt vooruit te kijken
zonder stoere blik
zonder handen in broekzakken
ik moet een silhouet worden
dat wil jij
en ik wil gehoorzamen
stap vooruit
stap achteruit
warrig kijken zonder glimlach
en de kou valt aan
ik ben een bevroren stof
in een leeg gebouw
maar ik vul de ruimte
ik vul je magische apparaat
dat wil je niet geloven
met een oog dicht
met beide ogen open
Wie maakt nu een gedicht
de dichter of de fotograaf?
--> ibrahimselman.nl
Eigenlijk was ik bezig met sombere winterlandschappen. Dat viel niet mee, veel te veel zon en mooi weer. Ik had een egaal grijze lucht nodig, geen schaduwen, alles gelijkmatig verlicht. En dan foto's maken waarbij het landschap eigenlijk vervaagt, samenvloeit, alsof je met half dichtgeknepen ogen kijkt en het allemaal niet meer precies kunt onderscheiden. Op de derde dag leek het dan toch te gaan lukken.
Toen verscheen mijn overbuurmuze. Ik fotografeer haar al een paar jaar. Een muze waar je ook praktisch wat aan hebt, ze ging bijvoorbeeld mee toen ik op Tweede Kerstdag naar het ziekenhuis moest.
Ze liet de hond uit. Ik vond haar een opstandige Oeigoer, met die muts.
Dit is Adella. Ze belde dat ze een foto van haar hoofd wilde, voor werk of zo. Ik bleek haar broer te kennen.
Omdat ze zo makkelijk poseerde gingen we nog even door, wat zoeken en proberen. Ze heeft een grote spiegel in huis, vroeger gedanst, kon ik niet laten liggen. Daar kwam de foto hieronder uit.
Daar had ik toch die witte stoel weg moeten zetten en dat rode kussen weg moeten halen. Maar dan had ik vast de kat verjaagd.
Of ik een foto kon maken van een trotse leraar. Lastig, is nauwelijks weer te geven, leek me. Als het goed is, is een leraar trots op z'n leerlingen en dat 'ie daar iets voor kan betekenen, dacht ik toen. Okee, dan die leerlingen ook op de foto. En toen kwam ik op 'op handen dragen' en daar kon ik wel mee uit de voeten.
Leraar Stefan ontving me in de acrobatiekles en dat was het cadeau van de dag. Ik hoefde alleen maar m'n schoenen uit te doen en met de camera in de sportstand op de vloer te gaan liggen. Wat er verder gebeurt heeft niemand in de hand. Die jongen bovenin zag ik thuis pas.
Een jeugdheldin, uit een andere tijd, dit is punkdichter Diana Ozon. Ik trof haar bij een workshop poëzie, dat deed ze vol vuur.
Leuke lamp overigens. Maar niet iedereen zal snappen wat ik daarmee bedoel; die kreet komt ook uit een andere tijd.
Hierom kost ik geld.
Er was een expo en ze wilden een foto. Van het mannetje en vóór het werk dat hij gemaakt had. Okee, kan, beetje saai, kan ik nog iets anders bedenken, vast wel. Iets met de maquette en die dan op de voorgrond. Deze meneer kleurt goed bij zijn maquette, daar heb ik een mazzeltje. En hij kijkt goed. Het licht is niet te beroerd en het wit in de achtergrond doet mooi mee.
Ik had een docent die zei: “Ik maak altijd wat de opdrachtgever wil en daarna ga ik iets maken wat ik zelf leuk vind. Dat leg ik allebei op tafel en ze kiezen altijd het laatste.”
De foto voor de opdrachtgever heb ik natuurlijk ook gemaakt, staat hieronder. Bij dat soort foto’s probeer ik tegenwoordig aan de randen wat rommeltjes te maken, dat maakt het levendiger. Rommelrandjes, randjesrommel? Vroeger moest dat allemaal weg, natuurlijk.
Er was een afscheid. Ik zou de receptie fotograferen en wilde dat graag als een serie portretten doen. Dat vonden ze goed. Wel een hoop werk, alle aanwezigen, ook in groepjes, maar leuker dan met glaasjes en bitterballen.
Deze meneer had het naar z’n zin. Volgens z’n collega’s staat ‘ie er goed op zo, is dit ‘m helemaal.
Deze foto maakte ik bijna een jaar geleden. Ik wist niet goed wat ervan te denken. Het model klaagde dat ze niet mocht lachen.
Laatst kwam ik ‘m tegen omdat ik m’n niet opgeruimde mappen aan het bekijken was. De meesten van m’n foto’s gooi ik weg. Voor een digitaal portret maak ik makkelijk vijftig foto’s en die zijn voornamelijk slecht. Er springen er een paar uit en er is er één die het moet worden. De rest gaat weg. Op film, zoals hier, maak ik veel minder. Bij sommige mappen lukt dat opruimen niet, vakantiefoto’s bijvoorbeeld, en bij deze map ging het ook niet. Gelukkig maar. Ineens vond ik het een mooie foto, blij dat ik ‘m niet weggegooid had.
De camera waarmee ik ‘m maakte – een Mamiya 6×7 – heb ik verkocht. Hij maakte de achtergronden niet mooi wazig. Ik heb nu een vergelijkbare camera van een ander merk die dat beter doet. Binnenkort ga ik weer eens langs. Nee, sorry, je mag weer niet lachen.
Deze meneer kreeg een prijs. Van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins nog wel. Joan Busquets heet hij en hij is stedebouwkundige.
Ik moest ‘m uit een gezelschap weg zien te kapen. Iedereen was daar zenuwachtig behalve de prijswinnaar zelf; "laureaat" heet dat in die kringen. Zelf had ik het idee dat hij blij was even weg te kunnen. Op mijn verzoek posteerde hij zich voor een wand in de kantine van de Academie van Bouwkunst. Daar hing een aantal notitieblokken aan de muur, aantekeningen van een studieproject. Dat leek me wel wat. Even wat schuiven, stapje naar links, naar voren en dit is het geworden. De hoeken lichter gemaakt, dat kan vaak heel mooi met al dat wit in die kantine.
Na de foto scharrelde hij nog wat door de kantine, geen haast.Dit is Enver. Ik fotografeerde ‘m eerder in een serie toneelschrijvers. Dat was bijzonder en leverde een paar goede foto’s op. Daarom nog een keer, vond hij ook leuk en hij had een foto van z’n hoofd nodig.
Toen ik koffie wilde, ging hij het apparaat zoeken; tevergeefs.
Enver schrijft en we bleken veel gemeen te hebben. Over ingrijpen en laten gebeuren, werken voor jezelf of de opdrachtgever en nog zo wat. We praatten door, tijdens het fotograferen. Ineens kwamen ze vanzelf.
Ik was op een school in Schiedam, keek ‘m ogen uit. In de klas ging het moeizaam dus bleef ik even hangen. Deze jongens hadden tussenuur. Goed moment om de Blackberry op te laden, op de design-hangplek. Als ik geld kreeg voor die foto wilden zij ook wel betaald worden. Ik stuur ze een afdruk.
Moet je nou toch eens kijken. Een goed hoofd, een camera van 30 jaar oud, een lens die tovert met onscherpe blaadjes en zonlicht en een film die korrelt. Beter dan dit wordt het niet. Dit is één van de jongens uit m’n vorige post over de band.
Ik heb ‘m goed gekaderd, bij het fotograferen al. Daarvoor gaat altijd de vlag uit want dat is beslist geen vanzelfsprekendheid. Daardoor kon ik ‘m met dat zwarte randje scannen. Sjiek hè.
Dit zijn the Chocolatiers. Vroeger heetten ze Gaz maar dat vonden ze niet goed meer. Ze maken georganiseerde takkeherrie waar ik goeie zin van krijg.
We gingen een foto maken in het Vondelpark en natuurlijk hoopte ik dat het bewolkt en somber zou zijn. Het was helaas een prachtige dag met veel zonneschijn en blij recreërende mensen, echt niks voor mij. Na wat rommelen kwam ik op deze foto uit, die vind ik wel leuk. De jongens deden het goed.
Ik had ook nog een plan om rustig en zorgvuldig een foto te componeren met de middenformaatcamera en op film, maar daar kwam weer 's niks van terecht.
We gaan een springfoto maken. Geen idee hoe ik erop kwam, o ja, eerder gedaan voor een verjaardagsuitnodiging van iemand die vijftig werd.
Plat op de buik op de grond, tussen dennenappels en -naalden, een beetje behelpen met de vakantiecamera die een stuk slomer is dan m’n normale gereedschap. Maar uiteindelijk blijkt dat toch weer bijzaak te zijn.
Gewapend met hun pingponggereedschap gaan deze heren de strijd aan met twee weken op de camping; ze hebben er zin in en ik kan intussen melden dat het allemaal gelukt is.
Na de foto vertrok ik met m’n boek naar het zwembad, best fijn, toch wel.
Er is natuurlijk iets met een stoel en wie waar moet gaan zitten. En dat je vooral de ander niet voor het hoofd wilt stoten en dus voorzichtig en beleefd manouvreert. Een beetje ongemak en dat is leuk om te laten zien.
Het grappige van deze foto zit ook in de kijkrichtingen, iedereen kijkt ergens anders naar. Rechts is iemand iets aan het doen wat geheel buiten het kader van de foto valt. Links is er nog meer geschuifel en gezoek, tot in de achterste regionen. Behalve dan bij die meneer die zit, die kan al lachen.
Dit is Yori Swart, een zangeres die me op Koninginnedag verraste met haar prachtige muziek. Goeie liedjes en een supermuzikale band. Ik nodigde haar uit.
Het idee was om haar een beetje donker naast de gebouwen van de Westergasfabriek te zetten maar daar krioelde het van de Hollandfestivalgangers. We liepen het Westerpark in, hadden het over Joni Mitchell, Pastorius, Kate Bush en de baas zijn.
Het park blijft een wonder.
Dat was net voorbij, het persmoment. Over tot de orde van de dag: met blauwe ballonnen spelen. Zinvoller en beter voor het humeur. Daardoor wel de wandeling van de kopstukken over de expositie gemist.
Ik deed verslag van de opening van de Coolglobes-expositie. Die staat een paar maanden in het Westerpark, bij mij om de hoek. De kinderen uit de buurt weten er wel raad mee.
Het is toch anders. Digitaal kan het uit de losse pols, met film moet je ervoor gaan zitten. Slow photography. Veel kijken, prutsen en verstellen, nog eens kijken, zo dan maar? Denk het wel. Op het knopje drukken.
Herman kan het heel mooi, gewoon wat gaan zitten. Is niet iedereen gegeven.
‘Ik laat jou maar doen, hè’, zei Herman. Op mijn verzoek was hij aan tafel gaan zitten en daarna moest ik weer even zoeken.
Wij zaten in een fietsclub, vroeger. Van café Husse (‘who put us in Husse’) en omdat Herman uit België komt noemden we ons ‘Husse International’. Na een fietstocht rookten we een sigaret en dronken we bier.
Tegenwoordig schrijft hij over wielrennen.
Er zijn ook nog foto’s op film maar die ligt nog op het ontwikkellab. Eens kijken of ze anders zijn. Deze zijn daarna gemaakt, toen we er al een beetje aan gewend waren. Maar écht wennen doet het nooit.
Nog meer Franse les.
Dat kan nu ook met gebaren. Bij het uitspreken van een woord maak je het bijbehorende gebaar, dan leer je sneller. Je zit in een kring in plaats van ‘in de bus’ en er wordt voornamelijk Frans gesproken.
Op mijn verzoek ging de TL-verlichting uit en de zonwering omhoog. Wel een beetje warm maar ik kreeg er prachtig lentezonlicht mee. Dat laat je dan een beetje overstralen over de juf, die deed heel expressief haar werk. Dat was het cadeau van de dag.
Het meisje rechtsonder kijkt toch wat wantrouwend naar me.
Franse les. Michel porte des lunettes de plongée bleues. Ze doen een modeshow in plaats van Papa fume une pipe. De kinderen hadden er zin in. Ik moest vroeg op.
Dit is Simón Véles, architect uit Colombia. Hij kwam op de Academie van Bouwkunst vertellen over bouwen met bamboe, daar is hij beroemd om. Zonodig stopt hij het vol met beton en betonijzer en het gevaarlijkst zijn de ‘funghi attacks’. De zaal hing aan z’n lippen.
De vorige reeks architecten heb ik binnen in de kantine gefotografeerd maar vanwege het seizoen en de zomertijd kan het nu buiten.
Ik maak de hoeken van een foto wel eens wat lichter en zeker bij zo’n minzame idealist past dat goed. Bij echte artiesten die graag lijden, kun je ze lekker zwart maken.
Vandaag zag ik de drukproef en godzijdank, deze foto zit erin.
Ik maakte ‘m in de klas, aan het eind van de middag toen de school al uit was. Nog even blijven hangen, misschien gebeurt er nog wat. Er moest nog opgeruimd, en met de rest van de klas al naar huis voelde de veegploeg zich vrij genoeg om te poseren.
Van mij had ‘ie op de cover gemogen.
Bij mij op de foto wordt er niet gelachen. ‘Oh, you’re that kind of photographer’ zeiden vrienden van deze vriendelijke Amerikaan vinnig. Daarom maak ik hier een uitzondering. Hij kan het ook hebben.
De man links houdt een kartonnetje omhoog om een lamp af te schermen. Hij hoort er ook bij. Het is leuker om dat soort dingen niet uit te leggen maar bloglezers zijn toch een beetje ingewijden.
Deze foto blijft me achtervolgen. Hij komt uit een studeeropdracht ‘intermenselijke contacten’. Die kon je doen bij een hobbyclub.
Ik dacht eraan vanwege m’n vorige bericht over de baksteenstudenten. Die foto komt tot leven omdat je die twee mannen rechts contact ziet maken.
Deze mannen hebben ook contact. Ze zijn een paar uur bezig geweest en zijn nu verbonden door hun geluk en tevredenheid over de locomotief die de wissel goed neemt en op het juiste spoor terecht komt.
Een workshop op de Rietveld Academie. Studenten moeten aan de slag met bakstenen. Maak een mooi patroon en breng dat ook de hoek om. Niet eenvoudig.
Ik speel met een raam en zoek een moment.
Voor een onderwijsblad fotografeer ik op scholen, in de klas. Dat is een enorme belevenis, iedereen wordt zenuwachtig en ze willen allemaal wel en niet op de foto. En dan is er een juf die dat allemaal in de hand probeert te houden.
Zelf heb ik het er een beetje moeilijk mee. Wat een hel is dat toch, naar school gaan als je jong bent. Maar je moet natuurlijk toch wel leren hoe je ‘constitutie’ en ‘zondebok’ schrijft.
Mijn hart gaat uit naar deze jongens; die gaan het zonder zondebok ook wel redden.
Voor het jazzproject had ik de trompetten op bezoek. Die wilden ook samen op de foto. Toen dat klaar was speelden ze het themaatje van de Dikke en de Dunne.
Het liep niet volgens plan. Ze kwam binnen om acht uur, toen de lezing moest beginnen. En ze moest nog omkleden en daarna op de foto. De eerste maakte ik om 20:12:15 uur, de laatste om 20:12:45. Toen was ze weg. Deze is van 20:12:40. Het plekje had ik al gezien.
Dit is architecte Sumita Sinha die een lezing hield op de Academie van Bouwkunst.